Ik ben op m’n best als het huis lekker opgeruimd is. Tuurlijk, er moet thuis geleefd worden, maar met een huis vol troep krijg ik een kop vol spaghetti. En dan niet zoals die ongekookte, keurig rechte sliertjes die netjes naast elkaar in zo’n plastic pakje zitten. Nee, het lijkt meer op die brei die je na het koken op je bord gooit. 80 opgekrulde, met elkaar verstrengelde sliertjes. Niet meer te volgen. Het liefst houd ik de boel in de caravan en in de voortent ook lekker geordend. Maar heel eerlijk: dat lukt me eigenlijk nooit. Het draait altijd weer uit op een letterlijke ‘chaos in de tent’.
Handdoeken netjes opgevouwen in een kastje, keurige stapeltjes kleren in de kastjes ernaast, de hangkast strak ingericht en de bedjes nog onbeslapen en ongekreukt. Ik houd van de status van onze caravan op het moment dat we van huis wegrijden. Maar eenmaal op de overnachtingscamping gaat het al snel mis. Zo rond een uurtje of drie komen we aan, draaien de pootjes uit, verplaatsen tafel en stoelen naar buiten en dan beginnen de kinderen te trekken in de zwemtas. Bikini’s gaan aan, de gedragen kleren worden in de rondte geslingerd, sokken en ondergoed liggen op ons bed gemikt, duikstokjes liggen overal. In één klap is het een grote bende in mijn vakantiehuis op wielen. Zucht.
Kamperen is eigenlijk loslaten in de breedste zin van het woord. Het loslaten van luxe, het loslaten van vaste ritmes, het loslaten van haast en het loslaten van alles wat thuis zo lekker makkelijk gaat. Maar dus ook het loslaten van het feit dat alles een grote pleurisbende wordt. De boel netjes houden? Het. Lukt. Gewoon. Niet. Op vakantie is het in de caravan een bende, onder de luifel een bende, in de tent van onze puber een bende en in de kastjes een bende. Zelfs de bestekla is uiteindelijk een bende. En hoewel ik er de eerste dagen echt helemaal gek van word, gaat het op een gegeven moment beter. Ik ging eens even na bij mezelf hóe ik dat eigenlijk voor elkaar krijg…
Misschien dat het voor jou anders is. Misschien hè, je weet het nooit. Maar ik kom op de camping om te genieten. Van rust, ruimte en natuur. En van leuke culturele en sportieve uitjes. Waar ik vooral niet voor kom? De hele dag alle schoonmaken en opruimen. En dus gooi ik de broodkruimels van het bord zo op de grond (jammer dat dat thuis niet kan eigenlijk), laat ik de afwas rustig anderhalve dag staan en doe ik de was alleen als de onderbroeken écht op zijn. En in dezelfde categorie ruim ik dus ook de bende in de caravan niet op. Niet te vaak, in ieder geval. Ik heb gewoon écht geen zin om daar energie aan te besteden. Kost me een dag of vijf om in die stand te komen, maar uiteindelijk lukt het.
Het mooie van kamperen is dat het niemand ene moer interesseert of je twee dagen hetzelfde shirt draagt. Camping life is the easy life, weet je. Back to basic. Als de boel niet keihard stinkt, kan het gewoon weer aan. Persoonlijk hang ik de boel na het dragen graag even uit, maar mijn kinderen vinden dat niet eens het overwegen waard. Ze vissen zo hun korte broek of shirtje weer tussen twee caravankussens uit en trekken het weer aan. Easy as that! En ach, het scheelt mij weer een wasbeurt.
Als ze me thuis ergens strontchagrijnig mee krijgen is het een huis vol bende. Manlief die drie weken een wijnglas op z’n nachtkastje heeft staan of onze jongste die het leuk vindt om overal aan te beginnen en niks af te maken, maar tussentijds wel alles laat slingeren. Maar als ze 13 worden, krijgt het woord troep opeens een heel nieuwe betekenis. Twaalf paar vieze sokken op twee vierkante meter, verfrommelde papiertjes all over the place, lege chipszakken, snoeppapiertjes, acht glazen die ergens in de afgelopen weken gebruikt zijn. En een vloer vol kleren, waarvan je nooit weet of die nou gedragen zijn of dat die netjes gevouwen, schone stapel van de dag ervoor weer rondgeslingerd is. Vaak lukt het me om de deur gewoon dicht te trekken. Maar bij tijd en wijlen explodeer ik, want diep vanbinnen word ik er knettergek van. En daar heb ik op de camping dus geen zin in. Geen strijd, want mama is een relaxte meid. Boos zijn komt thuis wel weer. En ook daar heeft het geen effect.
Soms wou ik dat ik altijd zo kon denken. Dat ik lekker makkelijk de boel de boel kon laten en mijn kind gewoon twee dagen in dezelfde kleren naar school kon sturen. Of dat ik altijd tot tien kon tellen en de puberkamerdeur dicht kon trekken, zonder me ergens aan te storen. Misschien komt het ooit. Maar voor nu geniet ik van de drie weken per jaar dat het me wel lukt. Want dat maakt mijn vakantie in ieder geval lekker relaxt. En ik laad er nét genoeg van op om thuis weer 49 weken te discussiëren 😉